Dit toonstelsel heeft
dus zeven verschillende tonen per octaaf die aangeduid worden met de
eerste zeven letters van het alfabet: A-B-C-D-E-F-G.
De achtste toon (het octaaf) is dus weer een A en het begin van een
nieuwe reeks. Dit zijn de hoofd- of stamtonen.
In het diatonische
toonstelsel zijn niet alle toonsafstanden gelijk:
De afstanden e-f en b-c zijn kleiner dan de afstanden tussen de andere
tonen.
Deze worden halve toonsafstanden genoemd en zijn (in de westerse
muziek) de kleinste toonsafstand.
Ze komen overeen met één fretafstand op een
gitaar.
De afstanden tussen de andere tonen heten hele toonsafstanden en komen
overeen met twee fretafstanden.
Dit houdt in dat er nog tonen bestaan tussen de hele toonsafstanden: de
afgeleide of chromatische tonen.
Deze worden beschouwd als kleuringen van de stamtonen, vandaar de naam
chromatisch. (van het Griekse woord 'chroma'=kleur)
De chromatische tonen
die ontstaan door verhoging van de stamtonen worden aangeduid met de
stamtoonnaam plus het achtervoegsel is:
c->cis, f->fis, g->gis, a->ais enz.
Bij verlaging van de
stamtonen wordt bij een medeklinker het achtervoegsel es
gebruikt en bij een klinker s
: d->des, g->ges, a->as, e->es enz.
Het octaaf bestaat in
het diatonisch toonstelsel dus uit 12 halve toonsafstanden. (5 hele en
2 halve tonen).
Een verhoogde
stamtoon heeft dezelfde toonhoogte als de verlaagde daaropvolgende
stamtoon:
gis=as, cis=des, enz.
Dit worden enharmonisch gelijke tonen genoemd. (enharmonisch betekent
in samenklank)